Over postpoliosyndroom (PPS)
De informatie op deze website gaat over het postpoliosyndroom (PPS), of de gevolgen van polio in de vorm van spierzwakte met bijkomende problemen. In beide gevallen wordt op deze website de term PPS gebruikt.
PPS is een combinatie van spierklachten en andere verschijnselen die het dagelijks functioneren moeilijker maken. PPS komt alleen voor bij mensen die eerder in hun leven polio (kinderverlamming) hebben gehad. Geschat wordt dat 60% van die mensen later PPS krijgt.
Kenmerken van PPS
Postpoliosyndroom (PPS) is een combinatie van verschijnselen en klachten waarbij de spieren langzaam zwakker worden en sneller vermoeid raken. Daardoor kost het uitvoeren van dagelijkse activiteiten steeds meer moeite. Mensen met PPS hebben op den duur vaak hulpmiddelen en aanpassingen in huis nodig, maar ze overlijden niet aan de ziekte.
PPS is een laat gevolg van het doormaken van een besmetting met het poliovirus eerder in het leven. In de meeste gevallen verloopt een infectie met het poliovirus zonder klachten. Bij een klein deel van de infecties worden de motorische zenuwcellen in het ruggenmerg en de hersenstam aangetast. Dat kan ingrijpende gevolgen hebben voor de bewegings-, slik- en ademhalingsspieren. Omdat vooral kinderen door polio werden getroffen, werd de ziekte vroeger ook wel kinderverlamming genoemd.
De acute fase van polio duurt enkele weken. Daarna volgt een periode van herstel die twee tot drie jaar kan duren. Sommige poliopatiënten herstellen grotendeels van de verlammingsverschijnselen, maar anderen houden er ernstige restverschijnselen aan over. Daarnaast kan op latere leeftijd PPS ontstaan.
De oorzaak van PPS is niet precies bekend. De meest aannemelijke verklaring is overbelasting van de zenuwcellen die na de polio jarenlang de functie hebben overgenomen van aangetaste zenuwcellen. Die overbelasting veroorzaakt spierzwakte en andere verschijnselen zoals vermoeidheid. PPS is het gevolg van een ziekte die is veroorzaakt door een virus en daarom niet erfelijk.
Geschat wordt dat in Nederland zo’n 13.000 mensen polio hebben gehad. Veel van hen werden ziek tijdens de uitbraak van polio in 1956, toen er nog geen inentingsprogramma tegen polio bestond. Sinds 1957 worden kinderen in Nederland tegen polio ingeënt, tenzij hun ouders daar principiële bezwaren tegen hebben. Ook migranten en vluchtelingen kunnen polio hebben gehad als ze daar in hun land van herkomst niet tegen ingeënt zijn.
Ongeveer 60 % van de mensen die polio hebben gehad, krijgt na een stabiele periode van minstens vijftien jaar nieuwe klachten. Wanneer uit onderzoek blijkt dat er geen andere oorzaken voor deze klachten te vinden zijn, wordt de diagnose PPS gesteld.
Wilt u meer lezen over PPS? Bekijk dan de veelgestelde vragen of lees verder op de website van Spierziekten Nederland.